wegslaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sla weg | sloeg weg | heb weggeslagen |
jij, je, u | slaat weg | sloeg weg | hebt weggeslagen |
hij, zij, het | slaat weg | sloeg weg | heeft weggeslagen |
wij | slaan weg | sloegen weg | hebben weggeslagen |
jullie | slaan weg | sloegen weg | hebben weggeslagen |
zij, ze | slaan weg | sloegen weg | hebben weggeslagen |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegslaan with some of the pronouns.
- Ik sla de bal weg.
- Jij slaat de mug weg.
- Hij slaat de deur dicht.
- Zij slaan de oefening over.
- We slaan de weg in naar links.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegslaan with some of the pronouns.
- Ik sloeg de bal weg.
- Jij sloeg de mug weg.
- Hij sloeg de deur dicht.
- Zij sloegen de oefening over.
- We sloegen de weg in naar links.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegslaan with some of the pronouns.
- Ik heb de bal weggeslagen.
- Jij hebt de mug weggeslagen.
- Hij heeft de deur dichtgeslagen.
- Zij hebben de oefening overgeslagen.
- We hebben de weg ingeslagen naar links.