wegsuffen

Conjugations List of Wegsuffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksuf wegsufte wegben weggesuft
jij, je, usuft wegsufte wegbent weggesuft
hij, zij, hetsuft wegsufte wegis weggesuft
wijsuffen wegsuften wegzijn weggesuft
julliesuffen wegsuften wegzijn weggesuft
zij, zesuffen wegsuften wegzijn weggesuft

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegsuffen with some of the pronouns.

  • Ik suffe weg tijdens de les.
  • Jij suffet weg op de bank.
  • Hij/Zij suffet weg achter zijn/haar bureau.
  • Wij suffen weg na het avondeten.
  • Jullie suffen weg in de auto.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegsuffen with some of the pronouns.

  • Ik sufte weg tijdens de les.
  • Jij sufte weg op de bank.
  • Hij/Zij sufte weg achter zijn/haar bureau.
  • Wij sufte weg na het avondeten.
  • Jullie sufte weg in de auto.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegsuffen with some of the pronouns.

  • Ik ben weggesufft tijdens de les.
  • Jij bent weggesufft op de bank.
  • Hij/Zij is weggesufft achter zijn/haar bureau.
  • Wij zijn weggesufft na het avondeten.
  • Jullie zijn weggesufft in de auto.