wegvaren

Conjugations List of Wegvaren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvaar wegvoer wegben weggevaren
jij, je, uvaart wegvoer wegbent weggevaren
hij, zij, hetvaart wegvoer wegis weggevaren
wijvaren wegvoeren wegzijn weggevaren
jullievaren wegvoeren wegzijn weggevaren
zij, zevaren wegvoeren wegzijn weggevaren

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegvaren with some of the pronouns.

  • Ik vaar weg naar een ander land.
  • Jij vaart weg met de boot.
  • Hij/Zij/Het vaart weg van de kust.
  • Wij varen weg bij zonsondergang.
  • Jullie varen weg op vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegvaren with some of the pronouns.

  • Vroeger voer ik weg met mijn vrienden.
  • Toen ik jong was, voer ik regelmatig weg.
  • Zij voeren altijd weg tijdens de zomervakantie.
  • Wij voeren weg als het weer goed was.
  • Jullie voeren weg naar afgelegen eilanden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegvaren with some of the pronouns.

  • Ik ben weggevaren naar een exotisch eiland.
  • Jij bent weggevaren met een cruiseschip.
  • Hij/Zij/Het is weggevaren vanuit de haven.
  • Wij zijn weggevaren in de vroege ochtend.
  • Jullie zijn weggevaren voor een zeiltocht.