wispelstaarten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wispelstaart | wispelstaartte | heb gewispelstaart |
jij, je, u | wispelstaart | wispelstaartte | hebt gewispelstaart |
hij, zij, het | wispelstaart | wispelstaartte | heeft gewispelstaart |
wij | wispelstaarten | wispelstaartten | hebben gewispelstaart |
jullie | wispelstaarten | wispelstaartten | hebben gewispelstaart |
zij, ze | wispelstaarten | wispelstaartten | hebben gewispelstaart |
PresensBeta
Example presens sentences for Wispelstaarten with some of the pronouns.
- Ik wispelstaart.
- Jij wispelstaart.
- Hij/Zij/Het wispelstaart.
- Wij wispelstaarten.
- Jullie wispelstaarten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wispelstaarten with some of the pronouns.
- Ik wispelstaartte.
- Jij wispelstaartte.
- Hij/Zij/Het wispelstaartte.
- Wij wispelstaartten.
- Jullie wispelstaartten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wispelstaarten with some of the pronouns.
- Ik heb gewispelstaart.
- Jij hebt gewispelstaart.
- Hij/Zij/Het heeft gewispelstaart.
- Wij hebben gewispelstaart.
- Jullie hebben gewispelstaart.