wriggelen

Conjugations List of Wriggelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwriggelwriggeldeheb gewriggeld
jij, je, uwriggeltwriggeldehebt gewriggeld
hij, zij, hetwriggeltwriggeldeheeft gewriggeld
wijwriggelenwriggeldenhebben gewriggeld
julliewriggelenwriggeldenhebben gewriggeld
zij, zewriggelenwriggeldenhebben gewriggeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Wriggelen with some of the pronouns.

  • Ik wriggel in mijn stoel tijdens de les.
  • Jij wriggelt graag als je zenuwachtig bent.
  • Hij/zij/het wriggelt zich los uit de greep van de tegenstander.
  • Wij wriggelen door het smalle pad in het bos.
  • Jullie wriggelen vrolijk op de dansvloer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wriggelen with some of the pronouns.

  • Ik wriggelde toen ik werd vastgehouden.
  • Jij wriggelde altijd als we stoeiden.
  • Hij/zij/het wriggelde onhandig toen hij/zij iets probeerde op te pakken.
  • Wij wriggelden door de nauwe opening van de grot.
  • Jullie wriggelden enthousiast in het speelpark.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wriggelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gewriggeld om uit die benarde situatie te komen.
  • Jij bent al verschillende keren gewriggeld in dit spel.
  • Hij/zij/het is gisteren uit bed gewriggeld.
  • Wij zijn met moeite door de menigte heen gewriggeld.
  • Jullie hebben al genoeg gewriggeld vandaag.