afbiljoenen

Conjugations List of Afbiljoenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbiljoen afbiljoende afheb afgebiljoend
jij, je, ubiljoent afbiljoende afhebt afgebiljoend
hij, zij, hetbiljoent afbiljoende afheeft afgebiljoend
wijbiljoenen afbiljoenden afhebben afgebiljoend
julliebiljoenen afbiljoenden afhebben afgebiljoend
zij, zebiljoenen afbiljoenden afhebben afgebiljoend

Presens
Beta

Example presens sentences for Afbiljoenen with some of the pronouns.

  • Ik afbiljoen
  • Jij afbiljoent
  • Hij/Zij/Het afbiljoent
  • Wij/jullie/zij afbiljoenen
  • De studenten afbiljoenen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afbiljoenen with some of the pronouns.

  • Ik biljoonde af
  • Jij biljoonde af
  • Hij/Zij/Het biljoonde af
  • Wij/jullie/zij biljoonden af
  • De klas biljoonde af

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afbiljoenen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgebiljoend
  • Jij hebt afgebiljoend
  • Hij/Zij/Het heeft afgebiljoend
  • Wij/jullie/zij hebben afgebiljoend
  • De leraren hebben afgebiljoend