afspelden

Conjugations List of Afspelden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeld afspeldde afheb afgespeld
jij, je, uspeldt afspeldde afhebt afgespeld
hij, zij, hetspeldt afspeldde afheeft afgespeld
wijspelden afspeldden afhebben afgespeld
julliespelden afspeldden afhebben afgespeld
zij, zespelden afspeldden afhebben afgespeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspelden with some of the pronouns.

  • Ik spel de woorden correct af.
  • Jij spelt de zinnen verkeerd af.
  • Hij/zij/het spelt de tekst snel af.
  • Wij spellen de namen van de leerlingen voor.
  • Jullie spellen de woordjes foutloos af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspelden with some of the pronouns.

  • Ik spelde de woorden correct af.
  • Jij spelde de zinnen verkeerd af.
  • Hij/zij/het spelde de tekst snel af.
  • Wij spellen de namen van de leerlingen voor.
  • Jullie spellen de woordjes foutloos af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspelden with some of the pronouns.

  • Ik heb de woorden correct afgespeld.
  • Jij hebt de zinnen verkeerd afgespeld.
  • Hij/zij/het heeft de tekst snel afgespeld.
  • Wij hebben de namen van de leerlingen voorgespeld.
  • Jullie hebben de woordjes foutloos afgespeld.