aftakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tak af | takte af | heb afgetakt |
jij, je, u | takt af | takte af | hebt afgetakt |
hij, zij, het | takt af | takte af | heeft afgetakt |
wij | takken af | takten af | hebben afgetakt |
jullie | takken af | takten af | hebben afgetakt |
zij, ze | takken af | takten af | hebben afgetakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aftakken with some of the pronouns.
- Ik tak af naar school.
- Jij takt af voor de lunch.
- Hij/Zij/Het tak(t) af na het werk.
- Wij takken af bij de afrit.
- Jullie takken af van het hoofdpad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aftakken with some of the pronouns.
- Ik takte af naar school.
- Jij takte af voor de lunch.
- Hij/Zij/Het takte af na het werk.
- Wij takten af bij de afrit.
- Jullie takten af van het hoofdpad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aftakken with some of the pronouns.
- Ik heb afgetakt naar school.
- Jij bent afgetakt voor de lunch.
- Hij/Zij/Het heeft afgetakt na het werk.
- Wij hebben afgetakt bij de afrit.
- Jullie zijn afgetakt van het hoofdpad.