afvergen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verg af | vergde af | heb afgevergd |
jij, je, u | vergt af | vergde af | hebt afgevergd |
hij, zij, het | vergt af | vergde af | heeft afgevergd |
wij | vergen af | vergden af | hebben afgevergd |
jullie | vergen af | vergden af | hebben afgevergd |
zij, ze | vergen af | vergden af | hebben afgevergd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afvergen with some of the pronouns.
- Ik verveeg de vloer elke dag.
- Jij vergt veel energie van mij tijdens de les.
- Hij/Zij/Het vergt geduld om dit goed te begrijpen.
- Wij vegen de bladeren in de herfst weg.
- Jullie vergen veel van jezelf om goede resultaten te behalen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afvergen with some of the pronouns.
- Ik veegde de vloer terwijl mijn moeder aan het koken was.
- Jij vergde veel energie van mij tijdens de vorige les.
- Hij/Zij/Het vereiste geduld om dit goed te begrijpen.
- Wij veegden de bladeren elke herfst weg.
- Jullie vergden veel van jezelf om goede resultaten te behalen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afvergen with some of the pronouns.
- Ik heb de vloer geveegd voordat de gasten arriveerden.
- Jij hebt veel energie van mij gevraagd tijdens de les.
- Hij/Zij/Het heeft geduld vereist om dit goed te begrijpen.
- Wij hebben de bladeren in de herfst weggeveegd.
- Jullie hebben veel van jezelf gevergd om goede resultaten te behalen.