afwateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | water af | waterde af | heb afgewaterd |
jij, je, u | watert af | waterde af | hebt afgewaterd |
hij, zij, het | watert af | waterde af | heeft afgewaterd |
wij | wateren af | waterden af | hebben afgewaterd |
jullie | wateren af | waterden af | hebben afgewaterd |
zij, ze | wateren af | waterden af | hebben afgewaterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afwateren with some of the pronouns.
- Ik water af in de tuin.
- Jij water af in het park.
- Hij/Zij/Het watert af langs de rivier.
- Wij wateren af op het sportveld.
- Jullie wateren af bij het zwembad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afwateren with some of the pronouns.
- Ik waterde af in de tuin.
- Jij waterde af in het park.
- Hij/Zij/Het waterde af langs de rivier.
- Wij waterden af op het sportveld.
- Jullie waterden af bij het zwembad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afwateren with some of the pronouns.
- Ik heb afwaterd in de tuin.
- Jij hebt afwaterd in het park.
- Hij/Zij/Het heeft afwaterd langs de rivier.
- Wij hebben afgewaterd op het sportveld.
- Jullie hebben afgewaterd bij het zwembad.