aluminiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | aluminiseer | aluminiseerde | heb gealuminiseerd |
jij, je, u | aluminiseert | aluminiseerde | hebt gealuminiseerd |
hij, zij, het | aluminiseert | aluminiseerde | heeft gealuminiseerd |
wij | aluminiseren | aluminiseerden | hebben gealuminiseerd |
jullie | aluminiseren | aluminiseerden | hebben gealuminiseerd |
zij, ze | aluminiseren | aluminiseerden | hebben gealuminiseerd |
Presens
Example presens sentences for Aluminiseren with some of the pronouns.
- Ik aluminiseer het oppervlak van de spiegel.
- Jij aluminiseert de metalen plaat.
- Hij/Zij/Het aluminiseert de glazen buis.
- Wij aluminiseren de reflector van de telescoop.
- Jullie aluminiseren de coating van de autokoplampen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aluminiseren with some of the pronouns.
- Ik aluminiseerde het oppervlak van de spiegel.
- Jij aluminiseerde de metalen plaat.
- Hij/Zij/Het aluminiseerde de glazen buis.
- Wij aluminiseerden de reflector van de telescoop.
- Jullie aluminiseerden de coating van de autokoplampen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aluminiseren with some of the pronouns.
- Ik heb het oppervlak van de spiegel gealuminiseerd.
- Jij hebt de metalen plaat gealuminiseerd.
- Hij/Zij/Het heeft de glazen buis gealuminiseerd.
- Wij hebben de reflector van de telescoop gealuminiseerd.
- Jullie hebben de coating van de autokoplampen gealuminiseerd.