besjoemelen

Conjugations List of Besjoemelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesjoemelbesjoemeldeheb besjoemeld
jij, je, ubesjoemeltbesjoemeldehebt besjoemeld
hij, zij, hetbesjoemeltbesjoemeldeheeft besjoemeld
wijbesjoemelenbesjoemeldenhebben besjoemeld
julliebesjoemelenbesjoemeldenhebben besjoemeld
zij, zebesjoemelenbesjoemeldenhebben besjoemeld

Presens

Example presens sentences for Besjoemelen with some of the pronouns.

  • Ik besjoemel de boeken.
  • Jij besjoemelt je belastingaangifte.
  • Hij besjoemelt zijn klanten.
  • Zij besjoemelen de resultaten.
  • We besjoemelen de feiten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Besjoemelen with some of the pronouns.

  • Ik besjoemelde de boeken.
  • Jij besjoemelde je belastingaangifte.
  • Hij besjoemelde zijn klanten.
  • Zij besjoemelden de resultaten.
  • We besjoemelden de feiten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Besjoemelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken besjoemeld.
  • Jij hebt je belastingaangifte besjoemeld.
  • Hij heeft zijn klanten besjoemeld.
  • Zij hebben de resultaten besjoemeld.
  • We hebben de feiten besjoemeld.