bijeendrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | drijf bijeen | dreef bijeen | heb bijeengedreven |
jij, je, u | drijft bijeen | dreef bijeen | hebt bijeengedreven |
hij, zij, het | drijft bijeen | dreef bijeen | heeft bijeengedreven |
wij | drijven bijeen | dreven bijeen | hebben bijeengedreven |
jullie | drijven bijeen | dreven bijeen | hebben bijeengedreven |
zij, ze | drijven bijeen | dreven bijeen | hebben bijeengedreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijeendrijven with some of the pronouns.
- Ik drijf de koeien bijeen in de wei.
- Jij drijft de schapen bijeen in de stal.
- Hij drijft de vogels bijeen in de lucht.
- Zij drijven de kinderen bijeen op het plein.
- Wij drijven de vissen bijeen in de vijver.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijeendrijven with some of the pronouns.
- Vroeger dreef ik de koeien bijeen in de wei.
- Vroeger dreef jij de schapen bijeen in de stal.
- Vroeger dreef hij de vogels bijeen in de lucht.
- Vroeger dreven zij de kinderen bijeen op het plein.
- Vroeger dreven wij de vissen bijeen in de vijver.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijeendrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de koeien bijeengedreven in de wei.
- Jij hebt de schapen bijeengedreven in de stal.
- Hij heeft de vogels bijeengedreven in de lucht.
- Zij hebben de kinderen bijeengedreven op het plein.
- Wij hebben de vissen bijeengedreven in de vijver.