bijeenschrapen

Conjugations List of Bijeenschrapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschraap bijeenschraapte bijeenheb bijeengeschraapt
jij, je, uschraapt bijeenschraapte bijeenhebt bijeengeschraapt
hij, zij, hetschraapt bijeenschraapte bijeenheeft bijeengeschraapt
wijschrapen bijeenschraapten bijeenhebben bijeengeschraapt
jullieschrapen bijeenschraapten bijeenhebben bijeengeschraapt
zij, zeschrapen bijeenschraapten bijeenhebben bijeengeschraapt

Presens

Example presens sentences for Bijeenschrapen with some of the pronouns.

  • Ik schraap bijeen wat ik kan vinden.
  • Jij schraapt bijeen wat je nodig hebt.
  • Hij/Zij/Het schraapt bijeen om te overleven.
  • Wij schrapen bijeen voor het goede doel.
  • Zij schrapen bijeen om een feest te organiseren.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bijeenschrapen with some of the pronouns.

  • Ik schraapte bijeen wat ik kon vinden.
  • Jij schraapte bijeen wat je nodig had.
  • Hij/Zij/Het schraapte bijeen om te overleven.
  • Wij schraapten bijeen voor het goede doel.
  • Zij schraapten bijeen om een feest te organiseren.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bijeenschrapen with some of the pronouns.

  • Ik heb bijeengeschraapt wat ik nodig had.
  • Jij hebt bijeengeschraapt wat je wilde hebben.
  • Hij/Zij/Het heeft bijeengeschraapt om zijn/haar droom waar te maken.
  • Wij hebben bijeengeschraapt wat we voor de vakantie nodig hadden.
  • Zij hebben bijeengeschraapt voor het nieuwe project.