buitengooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi buiten | gooide buiten | heb buitengegooid |
jij, je, u | gooit buiten | gooide buiten | hebt buitengegooid |
hij, zij, het | gooit buiten | gooide buiten | heeft buitengegooid |
wij | gooien buiten | gooiden buiten | hebben buitengegooid |
jullie | gooien buiten | gooiden buiten | hebben buitengegooid |
zij, ze | gooien buiten | gooiden buiten | hebben buitengegooid |
Presens
Example presens sentences for Buitengooien with some of the pronouns.
- Ik gooi de bal naar buiten.
- Jij gooit de tijdschriften weg.
- Hij gooit het afval in de vuilnisbak.
- Zij gooien de oude spullen buiten.
- We gooien de lege flessen weg.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Buitengooien with some of the pronouns.
- Ik gooide de bal naar buiten.
- Jij gooide de tijdschriften weg.
- Hij gooide het afval in de vuilnisbak.
- Zij gooiden de oude spullen buiten.
- We gooiden de lege flessen weg.
Perfectum
Example perfectum sentences for Buitengooien with some of the pronouns.
- Ik heb de bal naar buiten gegooid.
- Jij hebt de tijdschriften weggegooid.
- Hij heeft het afval in de vuilnisbak gegooid.
- Zij hebben de oude spullen buiten gegooid.
- We hebben de lege flessen weggegooid.