concelebreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | concelebreer | concelebreerde | heb geconcelebreerd |
jij, je, u | concelebreert | concelebreerde | hebt geconcelebreerd |
hij, zij, het | concelebreert | concelebreerde | heeft geconcelebreerd |
wij | concelebreren | concelebreerden | hebben geconcelebreerd |
jullie | concelebreren | concelebreerden | hebben geconcelebreerd |
zij, ze | concelebreren | concelebreerden | hebben geconcelebreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Concelebreren with some of the pronouns.
- Ik concelebreer regelmatig in de kerk.
- Jij concelebreert vaak tijdens de mis.
- Hij/Zij concelebreert met veel enthousiasme.
- Wij concelebreren samen met andere priesters.
- Jullie concelebreren altijd op speciale gelegenheden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Concelebreren with some of the pronouns.
- Vroeger concelebreerde ik regelmatig met mijn mentor.
- Toen ik jong was, concelebreerde ik vaak in deze basiliek.
- Hij/Zij concelebreerde altijd met een blijmoedige houding.
- In die tijd concelebreerden wij elke zondagochtend.
- Jullie concelebreerden vroeger in deze kapel bijna wekelijks.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Concelebreren with some of the pronouns.
- Ik heb geconcelebreerd tijdens het jubileumfeest.
- Jij hebt al eerder geconcelebreerd in deze kerk.
- Hij/Zij heeft gisteren geconcelebreerd met de bisschop.
- Wij hebben vele malen geconcelebreerd in deze parochie.
- Jullie hebben samen geconcelebreerd tijdens de Mariaviering.