contesteren

Conjugations List of Contesteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcontesteercontesteerdeheb gecontesteerd
jij, je, ucontesteertcontesteerdehebt gecontesteerd
hij, zij, hetcontesteertcontesteerdeheeft gecontesteerd
wijcontesterencontesteerdenhebben gecontesteerd
julliecontesterencontesteerdenhebben gecontesteerd
zij, zecontesterencontesteerdenhebben gecontesteerd

Presens

Example presens sentences for Contesteren with some of the pronouns.

  • Ik contesteer tegen de nieuwe regelgeving.
  • Jij contesteert altijd mijn beslissingen.
  • Hij/zij/het contesteert de uitspraak van de rechter.
  • Wij contesteren het standpunt van de politicus.
  • Jullie contesteren de resultaten van het onderzoek.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Contesteren with some of the pronouns.

  • Ik contesteerde vaak tegen de nieuwe regelgeving.
  • Jij contesteerde altijd mijn beslissingen.
  • Hij/zij/het contesteerde de uitspraak van de rechter.
  • Wij contesteerden het standpunt van de politicus.
  • Jullie contesteerden de resultaten van het onderzoek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Contesteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gecontesteerd tegen de nieuwe regelgeving.
  • Jij hebt altijd mijn beslissingen gecontesteerd.
  • Hij/zij/het heeft de uitspraak van de rechter gecontesteerd.
  • Wij hebben het standpunt van de politicus gecontesteerd.
  • Jullie hebben de resultaten van het onderzoek gecontesteerd.