doorslapen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | slaap door | sliep door | heb doorgeslapen |
jij, je, u | slaapt door | sliep door | hebt doorgeslapen |
hij, zij, het | slaapt door | sliep door | heeft doorgeslapen |
wij | slapen door | sliepen door | hebben doorgeslapen |
jullie | slapen door | sliepen door | hebben doorgeslapen |
zij, ze | slapen door | sliepen door | hebben doorgeslapen |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorslapen with some of the pronouns.
- Ik slaap door tijdens de nacht.
- Jij slaapt door in de trein.
- Hij slaapt altijd door zijn wekker heen.
- Zij slapen door de harde geluiden heen.
- Wij slapen meestal door tot de ochtend.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorslapen with some of the pronouns.
- Ik heb doorgeslapen tijdens mijn vakantie.
- Jij bent doorgeslapen na een lange dag.
- Hij is vannacht goed doorgeslapen.