doorwaaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waai door | waaide door;woei door | heb doorgewaaid |
jij, je, u | waait door | waaide door;woei door | hebt doorgewaaid |
hij, zij, het | waait door | waaide door;woei door | heeft doorgewaaid |
wij | waaien door | waaiden door;woeien door | hebben doorgewaaid |
jullie | waaien door | waaiden door;woeien door | hebben doorgewaaid |
zij, ze | waaien door | waaiden door;woeien door | hebben doorgewaaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorwaaien with some of the pronouns.
- De wind waait door de bomen.
- Ik waai regelmatig langs het strand.
- Jullie waaien graag uit op het terras.
- Deze jurk waait elegant in de wind.
- Wij waaien vaak uit tijdens het wandelen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorwaaien with some of the pronouns.
- De wind waaide door de bomen.
- Ik waaide regelmatig langs het strand.
- Jullie waaiden graag uit op het terras.
- Deze jurk waaide elegant in de wind.
- Wij waaiden vaak uit tijdens het wandelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorwaaien with some of the pronouns.
- De wind is door de bomen gewaaid.
- Ik ben regelmatig langs het strand gewaaid.
- Jullie zijn graag uitgewaaid op het terras.
- Deze jurk heeft elegant in de wind gewaaid.
- Wij zijn vaak uitgewaaid tijdens het wandelen.