heenbrengen

Conjugations List of Heenbrengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbreng heenbracht heenheb heengebracht
jij, je, ubrengt heenbracht heenhebt heengebracht
hij, zij, hetbrengt heenbracht heenheeft heengebracht
wijbrengen heenbrachten heenhebben heengebracht
julliebrengen heenbrachten heenhebben heengebracht
zij, zebrengen heenbrachten heenhebben heengebracht

Presens

Example presens sentences for Heenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik breng hem naar school.
  • Jij brengt de boodschappen naar huis.
  • Hij/Zij brengt de kinderen naar bed.
  • Wij brengen de gasten naar het vliegveld.
  • Jullie brengen de auto naar de garage.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Heenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik bracht hem naar school.
  • Jij bracht de boodschappen naar huis.
  • Hij/Zij bracht de kinderen naar bed.
  • Wij brachten de gasten naar het vliegveld.
  • Jullie brachten de auto naar de garage.

Perfectum

Example perfectum sentences for Heenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem naar school gebracht.
  • Jij hebt de boodschappen naar huis gebracht.
  • Hij/Zij heeft de kinderen naar bed gebracht.
  • Wij hebben de gasten naar het vliegveld gebracht.
  • Jullie hebben de auto naar de garage gebracht.