jeremiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jeremieer | jeremieerde | heb gejeremieerd |
jij, je, u | jeremieert | jeremieerde | hebt gejeremieerd |
hij, zij, het | jeremieert | jeremieerde | heeft gejeremieerd |
wij | jeremiëren | jeremieerden | hebben gejeremieerd |
jullie | jeremiëren | jeremieerden | hebben gejeremieerd |
zij, ze | jeremiëren | jeremieerden | hebben gejeremieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Jeremiëren with some of the pronouns.
- Ik jeremieer over het slechte weer.
- Jij jeremieert altijd over kleine dingen.
- Hij jeremieert voortdurend over zijn buurman.
- Wij jeremiëren over de hoge kosten van levensonderhoud.
- Zij jeremiëren graag samen over politiek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Jeremiëren with some of the pronouns.
- Ik jeremieerde vroeger vaak over mijn schoolwerk.
- Jij jeremieerde gisteren over het gebrek aan parkeerplaatsen.
- Hij jeremieerde regelmatig over zijn gezondheid.
- Wij jeremieerden tijdens de lange reis.
- Zij jeremieerden toen ze te horen kregen dat de show was geannuleerd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Jeremiëren with some of the pronouns.
- Ik heb gejeremieerd over de trage service in het restaurant.
- Jij hebt vaak gejeremieerd over je werk.
- Hij heeft gisteren gejeremieerd over de verkeersopstoppingen.
- Wij hebben al lang genoeg gejeremieerd over deze situatie.
- Zij hebben veel gejeremieerd tijdens de vergadering.