knorren

Conjugations List of Knorren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknorknordeheb geknord
jij, je, uknortknordehebt geknord
hij, zij, hetknortknordeheeft geknord
wijknorrenknordenhebben geknord
jullieknorrenknordenhebben geknord
zij, zeknorrenknordenhebben geknord

Presens
Beta

Example presens sentences for Knorren with some of the pronouns.

  • De varkens knorren luid in de modderige stal.
  • Ik hoor de maag van mijn broer knorren van de honger.
  • Wanneer ik over haar rug aai, begint de kat te knorren.
  • De oude man zat op het bankje en hoorde de trein voorbij knorren.
  • Tijdens de vergadering knort mijn buik altijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Knorren with some of the pronouns.

  • Vroeger knorden de varkens luid in de modderige stal.
  • Mijn broers maag knorde altijd van de honger.
  • Toen ik over haar rug aaide, begon de kat te knorren.
  • De oude man zat op het bankje en hoorde de trein knorren.
  • Tijdens de vorige vergaderingen knorde mijn buik altijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Knorren with some of the pronouns.

  • Gisteren heeft het varken luid geknord in de modderige stal.
  • Mijn broers maag heeft geknord van de honger.
  • Toen ik over haar rug aaide, begon de kat te knorren.
  • De oude man heeft op het bankje gezeten en de trein voorbij horen knorren.
  • Tijdens de vorige vergadering heeft mijn buik altijd geknord.