ontwrichten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontwricht | ontwrichtte | heb ontwricht |
jij, je, u | ontwricht | ontwrichtte | hebt ontwricht |
hij, zij, het | ontwricht | ontwrichtte | heeft ontwricht |
wij | ontwrichten | ontwrichtten | hebben ontwricht |
jullie | ontwrichten | ontwrichtten | hebben ontwricht |
zij, ze | ontwrichten | ontwrichtten | hebben ontwricht |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontwrichten with some of the pronouns.
- Ik ontwricht de situatie.
- Jij ontwricht de plannen.
- Hij/Zij ontwricht het systeem.
- Wij ontwrichten de samenwerking.
- Jullie ontwrichten de structuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontwrichten with some of the pronouns.
- Ik ontwrichtte de situatie.
- Jij ontwrichtte de plannen.
- Hij/Zij ontwrichtte het systeem.
- Wij ontwrichtten de samenwerking.
- Jullie ontwrichtten de structuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontwrichten with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie ontwricht.
- Jij hebt de plannen ontwricht.
- Hij/Zij heeft het systeem ontwricht.
- Wij hebben de samenwerking ontwricht.
- Jullie hebben de structuur ontwricht.