pacteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pacteer | pacteerde | heb gepacteerd |
jij, je, u | pacteert | pacteerde | hebt gepacteerd |
hij, zij, het | pacteert | pacteerde | heeft gepacteerd |
wij | pacteren | pacteerden | hebben gepacteerd |
jullie | pacteren | pacteerden | hebben gepacteerd |
zij, ze | pacteren | pacteerden | hebben gepacteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pacteren with some of the pronouns.
- Ik pacter
- Jij pactert
- Hij pactert met zijn vrienden
- Wij pacteren voor de vergadering
- Zij pactert graag met haar collega's
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pacteren with some of the pronouns.
- Ik pacterde vroeger vaak met mijn broer
- Jij pacterde altijd snel en efficiƫnt
- Hij pacterde regelmatig tijdens zijn studie
- Wij pacterden gisteren op het feest
- Zij pacterden samen aan het nieuwe plan
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pacteren with some of the pronouns.
- Ik heb gepacterd
- Jij hebt gepacterd met de klant
- Hij heeft al lang gepacterd
- Wij hebben succesvol gepacterd
- Zij heeft gisteren gepacterd voor het project