postdateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | postdateer | postdateerde | heb gepostdateerd |
jij, je, u | postdateert | postdateerde | hebt gepostdateerd |
hij, zij, het | postdateert | postdateerde | heeft gepostdateerd |
wij | postdateren | postdateerden | hebben gepostdateerd |
jullie | postdateren | postdateerden | hebben gepostdateerd |
zij, ze | postdateren | postdateerden | hebben gepostdateerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Postdateren with some of the pronouns.
- Ik postdateer de brief.
- Jij postdateert de factuur.
- Hij postdateert het contract.
- Zij postdateert de cheque.
- Wij postdateeren de documenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Postdateren with some of the pronouns.
- Ik postdateerde de brief.
- Jij postdateerde de factuur.
- Hij postdateerde het contract.
- Zij postdateerde de cheque.
- Wij postdateerden de documenten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Postdateren with some of the pronouns.
- Ik heb de brief gepostdateerd.
- Jij hebt de factuur gepostdateerd.
- Hij heeft het contract gepostdateerd.
- Zij heeft de cheque gepostdateerd.
- Wij hebben de documenten gepostdateerd.