resolveren

Conjugations List of Resolveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikresolveerresolveerdeheb geresolveerd
jij, je, uresolveertresolveerdehebt geresolveerd
hij, zij, hetresolveertresolveerdeheeft geresolveerd
wijresolverenresolveerdenhebben geresolveerd
jullieresolverenresolveerdenhebben geresolveerd
zij, zeresolverenresolveerdenhebben geresolveerd

Presens

Example presens sentences for Resolveren with some of the pronouns.

  • Ik resoldeer de situatie.
  • Jij resoldeert het probleem.
  • Hij/Zij/Het resoldeert de kwestie.
  • Wij resolderen de conflicten.
  • Jullie resoldeert de vraagstukken.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Resolveren with some of the pronouns.

  • Ik resolveerde altijd snel.
  • Jij resolveerde het probleem regelmatig.
  • Hij/Zij/Het resolveerde de kwestie op tijd.
  • Wij resolveerden de conflicten samen.
  • Jullie resolveerden de vraagstukken vorige week.

Perfectum

Example perfectum sentences for Resolveren with some of the pronouns.

  • Ik heb geresolvereerd wat er mis was.
  • Jij hebt het probleem geresolveerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de kwestie geresolveerd.
  • Wij hebben de conflicten geresolveerd.
  • Jullie hebben de vraagstukken geresolveerd.