retarderen

Conjugations List of Retarderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikretardeerretardeerdeheb geretardeerd
jij, je, uretardeertretardeerdehebt geretardeerd
hij, zij, hetretardeertretardeerdeheeft geretardeerd
wijretarderenretardeerdenhebben geretardeerd
jullieretarderenretardeerdenhebben geretardeerd
zij, zeretarderenretardeerdenhebben geretardeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Retarderen with some of the pronouns.

  • Ik vertraag de trein.
  • Jij vertraagt de auto.
  • Hij/Zij/Het vertraagt de vergadering.
  • Wij vertragen de bouwwerkzaamheden.
  • Zij vertragen het onderzoek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Retarderen with some of the pronouns.

  • Ik vertraagde de trein.
  • Jij vertraagde de auto.
  • Hij/Zij/Het vertraagde de vergadering.
  • Wij vertraagden de bouwwerkzaamheden.
  • Zij vertraagden het onderzoek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Retarderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de trein vertraagd.
  • Jij hebt de auto vertraagd.
  • Hij/Zij/Het heeft de vergadering vertraagd.
  • Wij hebben de bouwwerkzaamheden vertraagd.
  • Zij hebben het onderzoek vertraagd.