toebedelen

Conjugations List of Toebedelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbedeel toebedeelde toeheb toebedeeld
jij, je, ubedeelt toebedeelde toehebt toebedeeld
hij, zij, hetbedeelt toebedeelde toeheeft toebedeeld
wijbedelen toebedeelden toehebben toebedeeld
julliebedelen toebedeelden toehebben toebedeeld
zij, zebedelen toebedeelden toehebben toebedeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Toebedelen with some of the pronouns.

  • Ik deel toe aan de studenten.
  • Jij deelt toe aan de leerlingen.
  • Hij/Zij/Het deelt toe aan de groep.
  • Wij delen toe aan de kinderen.
  • Jullie delen toe aan de spelers.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toebedelen with some of the pronouns.

  • Ik bedeelde toe aan de studenten.
  • Jij bedeelde toe aan de leerlingen.
  • Hij/Zij/Het bedeelde toe aan de groep.
  • Wij bedeelden toe aan de kinderen.
  • Jullie bedeelden toe aan de spelers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toebedelen with some of the pronouns.

  • Ik heb toebedeeld aan de studenten.
  • Jij hebt toebedeeld aan de leerlingen.
  • Hij/Zij/Het heeft toebedeeld aan de groep.
  • Wij hebben toebedeeld aan de kinderen.
  • Jullie hebben toebedeeld aan de spelers.