verbloemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbloem | verbloemde | heb verbloemd |
jij, je, u | verbloemt | verbloemde | hebt verbloemd |
hij, zij, het | verbloemt | verbloemde | heeft verbloemd |
wij | verbloemen | verbloemden | hebben verbloemd |
jullie | verbloemen | verbloemden | hebben verbloemd |
zij, ze | verbloemen | verbloemden | hebben verbloemd |
Presens
Example presens sentences for Verbloemen with some of the pronouns.
- Ik verbloem
- Jij verbloemt
- Hij/Zij verbloemt
- Wij verbloemen
- Jullie verbloemen
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verbloemen with some of the pronouns.
- Ik verbloemde
- Jij verbloemde
- Hij/Zij verbloemde
- Wij verbloemden
- Jullie verbloemden
Perfectum
Example perfectum sentences for Verbloemen with some of the pronouns.
- Ik heb verbloemd
- Jij hebt verbloemd
- Hij/Zij heeft verbloemd
- Wij hebben verbloemd
- Jullie hebben verbloemd