verhagelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verhagel | verhagelde | ben verhageld |
jij, je, u | verhagelt | verhagelde | bent verhageld |
hij, zij, het | verhagelt | verhagelde | is verhageld |
wij | verhagelen | verhagelden | zijn verhageld |
jullie | verhagelen | verhagelden | zijn verhageld |
zij, ze | verhagelen | verhagelden | zijn verhageld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verhagelen with some of the pronouns.
- Het weer verhagelt vaak in de winter.
- Ik verhagel het feestje met mijn slechte humeur.
- De politieke situatie verhagelt de sfeer in het land.
- Mijn plannen worden altijd verhageld door onverwachte problemen.
- Wanneer ik kook, verhagel ik vaak het gerecht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verhagelen with some of the pronouns.
- Vroeger verhagelde ik altijd mijn examens door te weinig te studeren.
- Toen ik jong was, verhagelden we regelmatig onze kampeertrips door het vergeten van essentiële spullen.
- Hij verhagelde vroeger vaak de familiebijeenkomsten met zijn vervelende opmerkingen.
- In het verleden verhagelden ze de projecten door niet op tijd te leveren.
- Als kind verhagelde ik vaak de cake door te vroeg uit de oven te halen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verhagelen with some of the pronouns.
- Gisteren heb ik het evenement verhageld met mijn onhandigheid.
- Hij heeft zijn carrière verhageld door een slechte beslissing te nemen.
- We hebben de vakantieplannen verhageld door een dubbele boeking te maken.
- Ze hebben hun relatie verhageld door constant ruzie te maken.
- Ik heb het recept verhageld door de verkeerde ingrediënten te gebruiken.