vermenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermeen | vermeende | heb vermeend |
jij, je, u | vermeent | vermeende | hebt vermeend |
hij, zij, het | vermeent | vermeende | heeft vermeend |
wij | vermenen | vermeenden | hebben vermeend |
jullie | vermenen | vermeenden | hebben vermeend |
zij, ze | vermenen | vermeenden | hebben vermeend |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermenen with some of the pronouns.
- Ik vermeen dat hij gelijk heeft.
- Jij vermeent dat de film goed is.
- Hij vermeent dat het regent vandaag.
- Wij vermeenen dat zij onschuldig zijn.
- Zij vermeenen dat de cursus nuttig is.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermenen with some of the pronouns.
- Ik meende dat hij gelijk had.
- Jij meende dat de film goed was.
- Hij meende dat het regende gisteren.
- Wij meenden dat zij onschuldig waren.
- Zij meenden dat de cursus nuttig was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermenen with some of the pronouns.
- Ik heb gemeend dat hij gelijk had.
- Jij hebt gemeend dat de film goed was.
- Hij heeft gemeend dat het regende gisteren.
- Wij hebben gemeend dat zij onschuldig waren.
- Zij hebben gemeend dat de cursus nuttig was.