vertakelen

Conjugations List of Vertakelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvertakelvertakeldeheb vertakeld
jij, je, uvertakeltvertakeldehebt vertakeld
hij, zij, hetvertakeltvertakeldeheeft vertakeld
wijvertakelenvertakeldenhebben vertakeld
jullievertakelenvertakeldenhebben vertakeld
zij, zevertakelenvertakeldenhebben vertakeld

Presens

Example presens sentences for Vertakelen with some of the pronouns.

  • Ik vertakel
  • Jij vertakelt
  • Hij/Zij vertakelt
  • Wij vertakelen
  • Zij vertakelen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vertakelen with some of the pronouns.

  • Ik vertakelde
  • Jij vertakelde
  • Hij/Zij vertakelde
  • Wij vertakelden
  • Zij vertakelden

Perfectum

Example perfectum sentences for Vertakelen with some of the pronouns.

  • Ik heb vertakeld
  • Jij hebt vertakeld
  • Hij/Zij heeft vertakeld
  • Wij hebben vertakeld
  • Zij hebben vertakeld