vooruitblikken

Conjugations List of Vooruitblikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblik vooruitblikte vooruitheb vooruitgeblikt
jij, je, ublikt vooruitblikte vooruithebt vooruitgeblikt
hij, zij, hetblikt vooruitblikte vooruitheeft vooruitgeblikt
wijblikken vooruitblikten vooruithebben vooruitgeblikt
jullieblikken vooruitblikten vooruithebben vooruitgeblikt
zij, zeblikken vooruitblikten vooruithebben vooruitgeblikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vooruitblikken with some of the pronouns.

  • Ik kijk vooruit naar de zomervakantie.
  • Hij kijkt vooruit naar zijn nieuwe baan.
  • Wij kijken vooruit naar het weekend.
  • Jullie kijken vooruit naar de feestdagen.
  • De leerlingen kijken vooruit naar de schoolreis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vooruitblikken with some of the pronouns.

  • Ik keek vooruit naar mijn verjaardagsfeestje.
  • Hij keek vooruit naar zijn vakantie in Spanje.
  • Wij keken vooruit naar de start van het nieuwe schooljaar.
  • Jullie keken vooruit naar de wedstrijd van gisteren.
  • De leerlingen keken vooruit naar het schoolkamp.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vooruitblikken with some of the pronouns.

  • Ik heb vooruitgeblikt op het komende jaar.
  • Hij heeft vooruitgeblikt op de uitdagingen die komen gaan.
  • Wij hebben vooruitgeblikt op de vergadering van vandaag.
  • Jullie hebben vooruitgeblikt op de nieuwe ontwikkelingen.
  • De leerlingen hebben vooruitgeblikt op de examens.