warmdraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | draai warm | draaide warm | heb warmgedraaid |
jij, je, u | draait warm | draaide warm | hebt warmgedraaid |
hij, zij, het | draait warm | draaide warm | heeft warmgedraaid |
wij | draaien warm | draaiden warm | hebben warmgedraaid |
jullie | draaien warm | draaiden warm | hebben warmgedraaid |
zij, ze | draaien warm | draaiden warm | hebben warmgedraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Warmdraaien with some of the pronouns.
- Ik warmdraai elke ochtend mijn auto voordat ik naar het werk ga.
- Jij warmdraait je stem voordat je gaat zingen.
- Hij warmdraait zijn spieren voordat hij aan de training begint.
- Zij warmdraait de melk voordat ze die in de koffie giet.
- Wij warmdraaien de motoren voordat we vertrekken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Warmdraaien with some of the pronouns.
- Toen ik jonger was, warmdraaide ik altijd mijn spieren voor het sporten.
- Vroeger warmdraaide ik mijn auto lang voordat ik de weg opging.
- Hij warmdraaide vroeger zijn stem door te zingen in de douche.
- Als kind warmdraaide zij haar handen bij de open haard.
- In die tijd warmdraaiden wij altijd de machines voordat we aan het werk gingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Warmdraaien with some of the pronouns.
- Ik heb mijn auto vanmorgen warmgedraaid voordat ik wegging.
- Jij hebt je stem goed warmgedraaid voordat je op het podium kwam.
- Hij heeft zijn spieren altijd warmgedraaid voordat hij gaat sporten.
- Zij heeft de melk eerst warmgedraaid voordat ze die in de koffie deed.
- Wij hebben de motoren voor de race warmgedraaid.