wegpraten

Conjugations List of Wegpraten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpraat wegpraatte wegheb weggepraat
jij, je, upraat wegpraatte weghebt weggepraat
hij, zij, hetpraat wegpraatte wegheeft weggepraat
wijpraten wegpraatten weghebben weggepraat
julliepraten wegpraatten weghebben weggepraat
zij, zepraten wegpraatten weghebben weggepraat

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegpraten with some of the pronouns.

  • Ik praat de problemen weg.
  • Jij praat de negatieve gedachten weg.
  • Hij praat zijn zorgen weg.
  • Zij praat haar twijfels weg.
  • We praten de spanning weg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegpraten with some of the pronouns.

  • Ik praatte de stress weg.
  • Jij praatte de onzekerheid weg.
  • Hij praatte zijn frustratie weg.
  • Zij praatte haar verdriet weg.
  • We praatten de moeilijkheden weg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegpraten with some of the pronouns.

  • Ik heb de kritiek weggepraat.
  • Jij hebt de misverstanden weggepraat.
  • Hij heeft zijn angsten weggepraat.
  • Zij heeft haar fouten weggepraat.
  • We hebben de onrust weggepraat.