wegtrekken

Conjugations List of Wegtrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek wegtrok wegben weggetrokken
jij, je, utrekt wegtrok wegbent weggetrokken
hij, zij, hettrekt wegtrok wegis weggetrokken
wijtrekken wegtrokken wegzijn weggetrokken
jullietrekken wegtrokken wegzijn weggetrokken
zij, zetrekken wegtrokken wegzijn weggetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegtrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek weg naar een ander land.
  • Jij trekt weg uit de stad.
  • Hij trekt weg voor het werk.
  • Wij trekken weg van het lawaai.
  • Zij trekken weg naar het platteland.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegtrekken with some of the pronouns.

  • Vroeger trok ik altijd weg naar andere plekken.
  • Toen ik jong was, trok jij vaak weg uit de stad.
  • Hij trok regelmatig weg voor het werk.
  • Wij trokken vroeger weg van het lawaai.
  • Zij trokken elk jaar weg naar het platteland.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegtrekken with some of the pronouns.

  • Ik ben weggetrokken naar een ander land.
  • Jij bent weggetrokken uit de stad.
  • Hij is weggetrokken voor het werk.
  • Wij zijn weggetrokken van het lawaai.
  • Zij zijn weggetrokken naar het platteland.